Amsterdamse schoffies Eerst even terug in de tijd ...

In de zomervakantie van het jaar 1964 zitten langs een slootje in oud-west twee ondeugende Amsterdamse schoffies te vissen. Ze zitten met bamboe-hengeltjes, zelfgemaakte dobbertjes en zelfgestoken wurmen te hengelen en ze vangen achter elkaar heel wat baarsjes.  Het leven is één groot feest en ze vinden dat ze hele grote vissen vangen, want een baars die groter is dan je jongenshand, dat is toch een hele grote knoepert !
... Tot het moment waarop er voor hun neus een reusachtige snoek als een raket uit het water springt en vlak voor hun bamboestokkies met een harde spetterende plons weer in het water terugklappert. Ze zitten aan de grond genageld. Totaal overrompeld. Dit hadden ze nog nooit gezien. De spetters zaten nog duidelijk op hun spijkerbroekies, dus dit hadden ze nou eens niet gedroomd, maar was echt gebeurd.Ze wisten niet eens dat er zulke grote vissen in zo'n klein slootje konden rondzwemmen !

Na die eerste spetterende ontmoeting met vriend snoek zijn er in het leven van één van die twee schoffies nog heel veel snoeken gevolgd, maar dat is niet altijd even probleemloos verlopen  ...

 

Alles behalve vissen.

In die prille tijd hield je je als Amsterdams straatschoffie tijdens het 'vissen' meestal meer bezig met andere dingen. Je zat wel aan de waterkant en je had wel een hengel bij je, maar serieus op je dobber letten was er niet bij. Er was zoveel te doen. Bijvoorbeeld:  indiaantje spelen ( ja, die was raak! nee, die was mis! jij bent dood! wellesnietes!), gammele tenten opzetten (van ouwe kleden die je bij de vuilnis weghaalde en knijpers die je van de waslijn jatte), hutten bouwen (en dan midden voor de ingang een geheime valkuil maken om de vijand te laten struikelen),  verstoppertje spelen (maar wie let er nu eigenlijk op de hengels?), steentjes 'siesteren' (maar dan verjagen we wel de vissen...), met je katapult proberen de kraaien uit de boom te schieten,







en heel vaak  vlotten bouwen (... ja, dit is een geweldig vlot ... nu gaan we lekker varen... he, nee ! ... we zijn toch te zwaar!... hellup ... we zinken !) en dan had je de zoveelste natte poot.




 Verder deed je natuurlijk blaas-pijltjes schieten (liefst door het openstaande raam van de slaapkamer van de buurvrouw), pijl-en-boog maken ( met je zakmes een boog maken lukte nog wel, maar waarom waren die pijlen altijd krom ?), heel veel pieren steken ( en dan een oude zinken badkuip op een geheime plek ingraven in de grond, zodat je altijd je eigen wurmenvoorraad had), rupsen zoeken (wat waren ze mooi, maar wat kreeg je een vreselijke jeuk als je ze vastpakte ), vlinders vangen ( en dan in een jampot met een watje met spiritus wachten tot ze in slaap vallen.) bramen plukken ( maar vooral niet vergeten om eerst je regenbroek uit te trekken en als je dan thuiskwam verraadden je rooie vingers altijd waar je was geweest ) 


 

Af en toe gingen we natuurlijk ook soep koken ( in een roestig oud steelpannetje een stinkende prut brouwen van afgeknipte brandnetels, paardebloemen en zelf-uit-de-boom-gegooide-kastanjes, in een bouillon van vers geprakte schele-pos ... dat was iets smullen !

... dus je begrijpt dat onze vrije woensdagmiddagen veel te snel voorbij waren.

En als je moeder dan nadrukkelijk had gezegd dat je voor zes uur thuis moesten zijn, dan gebeurde het nogal eens dat je een paar uur te laat kwam aankakken, met een scheur in je broek (van over het hek klimmen) met een dot slijm op je jas ( van de afgeveegde vishanden) en met een bloedende snee in je duim ( van het riet waarmee je de boomhut had afgedekt ). Dan kwam je met een onschuldige blik van  "Goh, is het al zes uur geweest ??" de huiskamer binnenrollen, met de bagger aan je laarzen en een overduidelijke rook-lucht in je kleren (van het vuurtje stoken, aardappels poffen en baarzen barbekjoewen ) ... maar dan zwaaide er nogal eens wat  ... en dan mocht je soms voor straf niet meer vissen ! ... maar dat vond deze kwajongen heel erg. Niet-mogen-vissen, dat was zo'n beetje de allerzwaarste straf die je iemand ooit kon opleggen !

  Ouwerwets snoeken 

Maar goed, vanaf het moment dat die reusachtige snoek zowat onze bamboestokkies doormidden brak, stonden we stijf van de spanning en er ging geen dag voorbij of we dachten aan die monstersnoek die nog steeds daar in die sloot naast ons huis rondzwom.

In onze dromen vingen we dat prachtige beest elke nacht weer opnieuw (de krantenknipsels van dikbuikige metersnoeken hingen inmiddels boven m'n bed) , maar in de praktijk zaten we toch nog het meest met brood en pieren te vissen, want dan had je veel meer beet en kon je tenminste veel vangen. En als er dan een grote brasem aan je dunne bamboestok ging hangen, was het binnenhalen ook een hele toer. In ons enthousiasme hebben we toen natuurlijk ook geprobeerd om een heerlijke brasem-soep te brouwen (met kop, staart, schubben, slijm en al, gewoon koken en dan prakken door je moeders appelmoes-zeef) maar de lucht in huis was niet te harden en de soep niet te kanen.

Maar... die grote snoek bleef ons nachtenlang rusteloos wakker houden.

Pas toen m'n vader me op een mooie dag meenam achter op de fiets (met je voeten in de volgepakte fietstassen, waardoor later de boterhammen waren verpletterd), naar een snoekenplas waar hele grote jongens moesten zwemmen, toen brak er een nieuw tijdperk aan. Mijn Pa viste gewoonlijk met levende aasvisjes (die dan de dag tevoren in onze badkuip zwommen, waardoor ik lekker niet in bad hoefde) , dus het enige wat je nodig had was (dacht ik) een loeisterke hengel.

Bij de ijzerwinkel hadden ze er een. Een hele sterke, grote, zware, vaste (!) bamboe-hengel, van 5 meter, voor 3 gulden . Die heb ik gekocht, plus een overjarige klos 'vijftighonderdste' ( dat als een spiraal van de spoel af kinkte en zo stug was dat je het nooit meer recht kreeg), een speciaal 'snoekenkettinkje' ( toen had je nog geen staaldraad dus je viste met een soort plé-doortrek-ketting) en tenslotte nog een reusachtige kabeljauw-haak (die wel een beetje erg groot was, maar in de aanbieding, dus als je dan je dubbeltje zakgeld van de volgende week alvast erbij rekende, moest het kunnen).


Met die schitterend mooie, nieuwe, geweldige, beresterke superhengel ging ik op pad ( zo'n pook zou je nu een lelijke, slappe, waardeloze, knoestige, sprutstok noemen)... en verdomd, ik kreeg er nog een snoek aan ook ! Maar ja, wat gebeurt er als een laaiend enthousiast gozertje van tien uit alle macht aan een lange bamboe-dweil (met van die gammele vastgespijkerde koperen busjes) gaat hangen ? ... Dan hoor je een grote krak en dan is in één klap je droom in duigen gevallen en al je zakgeld naar de maan. Wat heb ik gehuild ! Om die nieuwe, maar nu-al-gebroken hengel. Mijn vader probeerde me te troosten en zei dat ik maar  beter een werphengel-met-molen kon kopen om die grote snoeken te bedwingen. Maar ja, wie heeft er zoveel geld ? De volgende weken heb ik me uit de naad gesjouwd met het ophalen van oude kranten en zoeken naar lege statiegeld-flessen, heb de auto gewassen van de buurman en mijn wormen-voorraad verkocht aan een vriendje en toen kon ik  eindelijk een echte snoek-werphengel kopen ! Wat een feest. Wat een rijk bezit. Nu gingen we eindelijk snoeken vangen!


en inderdaad, de snoeken zijn gekomen. En niet zo'n beetje ook. Eerst hebben we heel wat lopen zeulen met emmers vol aasvissen, maar op teevee zagen we toen een vis-programma waarin Jan Schreiner aan de lopende band snoeken ving aan een 'spinner'. Alleen waren die dingen voor ons toen veels-te-duur en je kon ze zelf toch ook maken !? Uit een oud conservenblik knipte je gewoon een blinkend mooi spinner-blad ( nou ja, gewoon ... het kostte meestal een paar scharen en leverde je de zoveelste bloedende snee in je vinger op) maar ze draaiden geweldig ! En zo was je elke dag bezig met zaken die wel iets met vissen te maken hadden, maar toch ook weer net niet.


 Geintje, ... moet kunnen. 

En dat gaf nogal eens probleempjes.

Kleine dingetjes, zoals een zak beschimmelde aardappels die een week later nog in een fietstas blijkt te zitten, je slijmerige stinkende schepnet dat toevallig op de schooltas van je broer is gevallen, of een openstaand bakje maden in de koelkast,  maar daar hoef je je toch niet zo druk om te maken? En we raakten wel eens iets kwijt of vergaten het gewoon mee  terug te nemen. Zo heb ik in de loop der jaren een keer of honderd een hengelsteun aan de waterkant laten staan en zeker een stuk of tien schepnetten in het riet laten liggen. 

Ik was om de haverklap een zakmes kwijt, liet schaartjes en onthaaktangetjes ergens in het gras liggen, brak hengels door ze eerst op de grond te leggen en er daarna overheen te lopen en ben met diverse nieuwe regenbroeken in het prikkeldraad blijven hangen. Ik flikkerde voorover van allerlei steigers, bleef regelmatig ergens steken in de modder, zakte elke winter wel een paar keer door het ijs en klom in overhangende boomtakken om mijn zelfgemaakte spinners los te halen, maar dan was de tak te dun, brak af, en ik haalde mijn zoveelste natte pak (maar dan had je tenminste je spinner gered). En okee, we haalden wel eens een geintje uit. Maar ik bedoel: een paar vette kikkers in de schuur verstoppen en dan wachten tot je zusje haar fiets gaat pakken, dat moet toch kunnen?  Een muis vangen en die in de laars van de buurjongen doen, dat is toch niks ergs ? Een stelletje sprinkhanen opbergen in het nachtkastje van je moeder, dat is toch heel redelijk ? En bij een koe een lik sambal op z'n neus smeren en dan kijken hoe hard 'ie gaat rennen, dat doet toch iedereen ? Of....? Verder herinner ik me kleine gevalletjes zoals : " Wie heeft die eend met z'n poot aan het tuinhek vastgebonden?" en " Waar zijn ineens alle aardbeien van de buurman gebleven?"  en natuurlijk het onvermijdelijke : " Wie heeft er hier stront aan z'n laarzen ?"

Je voelt wel aan dat dit Amsterdamse schoffie vroeger een stuk avontuurlijker was dan al die andere duffe konijnen bij ons in de straat. Maar ... als je de schedel van een dooie reiger meeneemt naar huis en die in je moeders soeppan gaat uitkoken, dan is dat toch niks bijzonders? En jij kunt er toch ook niks aan doen dat er vissen uit je aquarium springen, die dan nog maandenlang achter de boekenkast liggen weg te rotten ? En waarom mag die gewonde duif niet gewoon bij jou in bed slapen ? En als je een konijn vangt, dan kun je hem toch gewoon boven het kampvuur roosteren en samen met je vriendjes opeten? .. en die gejatte eieren zijn toch hartstikke vers, dus...

Maar ze maakten bij ons thuis, als ik ging vissen,  vaak zo'n onnodige drukte om een paar kleinigheidjes. Zo hoorde je :

" H�, waar is dat halve witbrood ineens gebleven?"

" Zeg, weet iemand misschien waar het paneermeel staat?"

" Gisteren stond hier toch nog een zak met aardappels"  of

" Waar komen al die zwarte bromvliegen ineens vandaan?"  en

" Wie heeft er aasvissen in de stortbak van de weecee gegooid ?"  

Ik moet toegeven, dat er in mijn carri�re als vis-schoffie wel eens wat fout ging en er waren wat kleine incidentjes waar ik het verder niet meer over wil hebben. 

" Hoe komt al dat zand toch in de badkamer?" (kuil gegraven en begrafenisje gespeeld) 

" Heeft iemand mijn nylonkousen misschien gezien ?" (watervlooien-netje van gemaakt)

" Wat is er gebeurd met mijn paraplu ?" (omgebouwd tot hengelsteun) en " Waar zijn die planken uit de klerenkast gebleven ?" (palingkistje van getimmerd), enzovoort.

 

En dan had je nog de zwaardere crisis-situaties, waaronder :

" Ik kon toch ook niet weten dat dat blikje ma�s zou omvallen in je handtas ?" 

" Ja, ik heb voor het lakken van die wikkelingen inderdaad jouw nagellak gebruikt "

" Maar ik wist toch ook niet, dat het jouw T-shirt was, waarmee ik die paling vastpakte " 

" ... maar dat omgevallen flesje vitamo ..., dat deed ik toch niet expres ! "

" Hoe bedoel je, er is een grote wolhandkrab ontsnapt uit het aquarium,

en die loopt nu ergens door de slaapkamer ?" 

 

Dus er ging wel eens wat fout, maar toch niks om je druk over te maken !

Het was echt allemaal perongeluk.

Alleen.... nog één klein vraagje ... onder ons,  voordat ik afsluit ...

... al die kwajongens-streken die ik vroeger uithaalde ....

... dat hebben jullie toch ook gedaan !?..... Ja toch !?

....of ben ik de enige halve gare geweest ...??


                                                                                  


 Geert Luinge