TROLLEN IN HET “WILDE WESTEN “

 

Wanneer je de radio mag geloven staat er in het westen een netwerk van files en is het er altijd druk. Geloof me maar, het is een El Dorado voor de sportvissers op snoek, snoekbaars en baars. Zoveel water in de buurt van grote klasse, ik heb mazzel om hier geboren te zijn.

 

ZAANSTREEK

Van oudsher is de Zaanstreek altijd een enorme industriële omgeving geweest die ook wel de kruidenierszaak van Nederland wordt genoemd.

Uw toverrijst komt hier vandaan, uw chips, uw soep, uw chocolade,  uw koek en ga zo nog maar even door. Om al deze producten en ook hun grondstoffen te vervoeren is er een zeer wijd verspreid waterwegen netwerk aangelegd. Ook is de veenexploitatie in de vorm van turf in het verleden verantwoordelijk geweest voor het uitgebreide polderwater stelsel. Ondiepe sloten met een  specifieke bruin groene kleur. Door de afbraak van plantaardig materiaal door bacteriën ontstaan er looizuren die de bruinachtige kleur veroorzaken. Erg visrijk, doordat de hoeveelheid licht makkelijk kan doordringen dus altijd veel voedsel in de vorm van algen en zoetwatergarnalen.

LEVENDAAS VISSERIJ

Er was bij ons altijd zoveel vis te vangen dat we in het verleden ( de goede oude tijd) nooit levend aas meenamen. Deden we dat wel, dan maar heel beperkt want je ving het ter plekke. Even 50 visjes vangen nam niet meer dan een uurtje in beslag. Aangezien deze vorm van visserij tot het verleden behoort ben ik overgestapt op de kunstaasvisserij.

Wat heb ik genoten op wateren als het Barndegat met voorns van 30 cm en grote kolbleien. Snoeken van ver boven de meter gevangen totdat een aantal Urkers betrapt zijn met het vissen met staand wand. Hoelang ze dit gedaan hebben weet ik niet maar de metersnoeken zijn wel tot het minimum gereduceerd. Baarzen tot in de 40 cm zwommen hier. Ze waren zo mooi dat ik de opmerking van Steef Meijers onderschrijf dat een  baars tot de mooiste zoetwatervissen kan worden gerekend. Olijfgroene ruggen met knalrode staarten en werkelijk waar gitzwarte strepen. Een levend spierinkje haalde soms de bodem niet eens. Scholen zag je in de zomerzon langs de wiervelden zwemmen.  Daar heb ik in 1989 meegemaakt dat we met 4 sleephengels binnen 10 minuten op alledrie de hengels vis hadden. Twee schitterende snoeken in de 80 cm en  een snoek van 119 centimeter. Helaas het is niet meer.

 

KORT ACHTER DE BOOT

Hier in deze polder ben ik er ook achter gekomen dat het onzin is om te denken dat vis bang is voor motoren. Ik heb eens een artikel geschreven met de titel; “  Voor de duvel en een scheepsschroef niet bang” Hierin kwam naar voren dat het idee dat vissen bang zijn voor motoren echt een fabeltje is. Het is een ander verhaal in Alaska waar er nog serene stilte is en ieder ander geluid wordt opgemerkt. In ons land zijn de vissen echt wel gewend aan wat lawaai. Door de beperkte diepte is het vaak onmogelijk om grote pluggen ver achter de boot te vissen. Ze pakken veel  te veel rommel en er is dan gewoon niet te vissen. We hebben de slip afgesteld en gaan met een hengellengte snoer van rond de 2.50 meter tot 3 meter aan de slag.

Ik heb ook altijd op de achterkant een hengels staan in de buurt van het schroefwater.

Meerdere malen heb ik vis gevangen in dit opspattende water. Op de een of andere manier weet de snoek dat wanneer er een boot passeert er wegvluchtende visjes zullen komen en dus is de snoek extra alert op iets van zijn of haar gading Er zijn in deze polder zeer weinig sloten met een diepte van boven de 1.20 meter. Vooral de windkant van de sloot heeft mooie uitgesleten kanten waar vooral in het voorjaar de vis goed te vinden is.

Pluggen met een grote duiklip zijn dan ook niet te gebruiken. Een goede selectie van het te gebruiken kunstaas is zeker op zijn plaats.

 

KLEUR WEL OF NIET BELANGRIJK

Het is heerlijk om deze discussie levend te houden. Ik ben een tweetal jaren geleden in Finland geweest samen met John van Helvert. We waren uitgenodigd door de Firma RAPALA voor het vieren van de 50ste verjaardag. Het was in de tijd van het uitkomen van zijn snoekbaarsfilm. Onder het genot van een lekker drankje en vele bekende hengelsportjournalisten laaide de discussie ook weer op. John vond de kleurenkeuze niet zo heel belangrijk. De kleuren boven water waren volgens zijn zeggen totaal anders dan onder water. Het was meer een kwestie van de visser achter de hengel die de doorslag gaf. Veel van deze argumenten onderschrijf ik maar ik ben zelf absoluut wel overtuigd van het kleurenaspect. Een aantal lezers weten dat ik zeer veel tijd doorbreng op de zoute waterplas en daar me met kleuren en geuren bezighoud. Als ik voor iedere keer dat ik heb meegemaakt dat kleur wel degelijk uitmaakt 100 Euro zou krijgen, hoefde ik niet meer te werken. Ik heb duidelijk gemerkt dat bij een bepaald seizoen en bij een bepaald weerbeeld een bepaalde kleurschakering hoort. In de zomer vissend vanuit een bootje voor de Kelpvelden in de Lofoten ( Noorwegen) ving een haringkleurige shad veel beter dan een roodgele shad.

De rood/gele pilker op een diepte van 50 meter ving gewoon helemaal niets, nada, terwijl een blauwe pilker of donkergroene pilker wel degelijk ving. In de polder konden we in de herfst eraan hangen wat we wilden maar de Jotekno Ky plug in blauw was een topper. Aan dezelfde kant een hengel met een Jotekno ky plug in oranje ving je niet een schub. Als we de hengels omwisselden dan was het resultaat hetzelfde. Ik heb een jaar in Ierland gewerkt als visgids. Het wemelde in Co.Kerry van de schitterende meren. Als het weer op zee te slecht was of er waren geen sportvissers ging ik vaak naar de meren om te snoeken. Als ik dan met dood aas viste, dan had ik op de rood gekleurde haring of makreel veel meer vis dan op de naturel. Waarom? Het is een raadsel waar ik ook geen antwoord op weet. Ik heb in een pas geplaatst artikel in Zeehengelsport ook geschreven dat ik in Cahirciveen door een oudere sportvisser genaamd Guy Wilbey helemaal gek gemaakt werd met pilkervissen. Ik had nog helemaal niets toen hij zijn zevende gul naar boven haalde. Mijn trots weerhield me ervan om te gaan vragen. Tot een tiental gullen hield ik het uit. Hij lachtte ook toen ik kwam en hij zei direct dat hij me al veel eerder had verwacht. Hij viste met een zwarte pilker en dat was daar de vangende combinatie. Ik heb uiteraard een zwart exemplaar van hem gekregen en toen was het “toppie toppie” Het lag gewoon aan de kleur en dat wist hij perfect. Hij had een ongelofelijk verstand van deze heel kleine details. In een nabij gelegen pool gingen we vissen op zalm toen er een heleboel regen gevallen was en de zalm actief werd om de rivier op te zwemmen.

Ik stond een vijftig meter bij hem vandaan toen ik al drie keer in mijn ooghoeken had gezien dat hij een zalm gehaakt had. Jammer genoeg schoten ze steeds los. Ik ben toen naar hem toegegaan en heb gevraagd waar hij mee viste en waarom ze steeds losschoten. Hij gebruikte een stokoud toby lepeltje in een bronsachtige teint.

De dreggen waren volgens mij uit de tijd van Napoleon. Toen ik hem zo een lepeltje vroeg kreeg ik er gelijk eentje. Toen ik echter hem aanbood om de dreggen te verwisselen omdat dat volgens mij de reden was dat er geen vis geland werd keek hij me vreemd aan en zei: ik heb ze er in ieder geval opgehad en jij  nog niet, never change a winning team dus ook mijn dreg blijft erop. Geweldig…. en hij bleef er  inderdaad zo mee vissen. Uiteindelijk ving hij er twee. Met geen ander kunstaas heb ik die dag beetgehad, alleen maar met die kleur. Uiteraard heb ik wel de dreggen veranderd.

 

OVERDAG EN IN DE AVOND

Thuis had ik al heel lang de ervaring dat de roofvisjes in de vorm van snoek en snoekbaars wel degelijk actief zijn met afnemende lichthoeveelheid. Ik had toen ik nog thuis woonde zeer veel bakjes met allerlei soorten vis erin. Zo kwam je zonder het te weten zeer veel te weten over het eetgedrag van zoetwatervis. Er wordt echter heel weinig gevist in het duister. Snoek en zeker de snoekbaars heeft in principe geen licht nodig. Snoekbaars heeft een perfecte reuk en beide bezitten een goed ontwikkeld zijlijnorgaan waarmee ze druk kunnen waarnemen.

Een snoek in grasgroen water ziet vrijwel niets onder water en moet alles met zijn zijlijn orgaan of met zijn reuk opsporen. In redelijk diepe wateren wordt het dode aas op de reuk gevonden en niet anders. Hoe zit dan met kunstaas. Ik kan me voorstellen dan een snoekbaars met een pilkertje of rubber aasje heel goed te verleiden is in het donker omdat het kunstaas relatief langzaam gevist wordt. Hoe zit dat eigenlijk met een getrold kunstaas?

We zijn een paar keer op proef weggeweest in de polder met het idee om dit eens uit te vissen en we kwamen al heel snel tot de conclusie dat het bijna niets uitmaakt. Het is echter minder leuk omdat je een hoop mist. Je ziet een hoop dingen niet. Geen keiharde aanslag van snoek of snoekbaars, je bent in het nadeel omdat je bijna niet met meerdere hengels kunt vissen vanwege het “macramé”gevaar. Je ziet niet wat de vis met de andere uitstaande lijnen doet.


Voor mij was het punt om het niet zo vaak te doen heel simpel. Ik vis in de polder omdat het een onwaarschijnlijk mooi gebied is dat iedere dag anders is. Talloze vogels met hun eigen muziek en Hollandse plaatjes. Dat stukje is voor mij  net zo belangrijk als het vangen van vis. Natuurlijk vind ik het jammer als een dag qua vangsten niet is gegaan zoals ik me had voorgesteld maar ik kan evengoed heerlijk gevist hebben. Daarom vind ik een dagje trollen onwijs leuk. Ik heb tijd over voor het zien van andere dingen. Als ik echt veel vis wil vangen ga ik deze visserij niet doen en ga ik wel naar het Noordzeekanaal met verse dode spiering op snoekbaars en baars of ik ga met een klein shadje tegen het talud liggen. Ook heel erg leuk maar dan moet je veel intensiever vissen dan met trollen. Trollen is gewoon veel meer varen, kijken, luisteren, praatje doen en heel veel stekken aandoen.

 

GROOTHEIDSWAANZIN

Ik was tot voor kort absoluut overtuigd dat je beter een ietwat kleinere plug kon gebruiken in de polder, omdat je dan meer ving. Je had in ieder geval meer kans op snoekbaars. Modellen als de Rapala jointed blauw 11 cm en Husky jerk waren de favorieten. Ook de Shad Rap werd veel en met succes ingezet. De Storm Thunderstick ( ondiep) was ook vaak onverslaanbaar.

Er zijn dagen geweest afgelopen seizoen dat we begonnen te tellen bij 15 stuks op een ochtend. Van alle vistrips maak ik na afloop in mijn computer een klein vangstverslag. Als je echter met een beperkt aantal pluggen vist kom je er ook niet achter of iets anders misschien wel net zo goed is of soms wel beter. Zo heb ik voor de verandering eens een vergelijkend waren onderzoek gedaan afgelopen dagen van de kerstvakantie. Ik ben vier keer weggeweest met zoonlief van acht jaar en twee keer met visvriend Geert Luinge.

Ik heb toen de eerste vier keren met de SPRO PIKEFIGHTER gevist en aan de andere hengel dezelfde grootte de Rapala Husky jerk. In die vier keer ving ik met mijn zoon 90 procent met de Spro pikefighter….wat een toppertje van een plug en lang niet zo duur als de Rapala.   

Je leest wel eens van die succesverhalen van iemand die op zijn eerste dag gelijk zich een gat in de rondte vangt. Ik heb dat nu met eigen ogen meegemaakt. Tot die dag lag mijn persoonlijke record snoekbaars op 101 cm. Een zeer mooie vis die uiteraard weer de vrijheid kreeg. Mijn boot ligt in de tuin in een botenhuis, want ik  woon aan de polder van Oostzaan. In een sloot die ik normaal met redelijke snelheid passeer op weg naar verder gelegen visplekken krijg ik de ingeving om eens te kijken wat de actie is van de nieuwe Pikefighter. Ik minder gas en hang de beide pluggen te water De pikefighter gaat niet regelmatig door het water maar waggelt en slingert als een dronkaard na een krat bier te hebben geleegd. Als dit ding niet opvalt? De Husky jerk heeft een heel langzame schommeling. Ongelofelijk maar waar, na ongeveer 500 meter slaat mijn 40 grams Cape Fear trolhengel krom en zie ik een enorme kolk. Gelijk pak ik de hengel en kijk achter me in het groene water. Een prachtig goudgele kam verschijnt even aan de oppervlakte en verraad een eerbiedwaardig kasteel. Heel voorzichtig leid ik het schitterende dier naar het schepnet en prijs me zeer gelukkig. Een snelle meting geeft exact 87 cm.



Goud en schoonheid ligt voor me in het gras. Geen hond te zien of in de buurt. Mijn vismaten werken allemaal en niemand is er om mijn vreugd mee te delen. Ik bedenk me geen moment maar bel mijn vrouw. Gelukkig zijn ze er nog, vrouwen die vissen ook heel erg leuk vinden De verdere dag leveren de Pikefighter en de Husky jerk me 15 snoeken op in verschillende afmetingen met als grootste een mooie vis van 95 voor Hugo cm. Later realiseer je dan dat deze pluggen in geen verhouding staan met de kolbleien, brasems en karpertjes die we vroeger gebruikten om snoek te belagen. Er is maar heel zelden een plug te groot.

Uiteraard heb ik foto’s genomen om mijn visserslatijn toch van enig bewijsmateriaal te voorzien en deze worden in de avonduren naar menig schrijver en hoofdredacteur gestuurd. Zo blij als een kind. De volgende dag mail ik gelijk naar SPRO en vertel het aan Pascal en aan Bas en leg dit ongelofelijke verhaal uit. Een betere reclame voor deze SPRO plug is er denk ik niet.


 

STEKKEN KEUZE

Neem één ding van me aan. Zodra de boot met motor er doorheen kan en niet teveel prut opgooit vis ik erin. Het fabeltje dat er op 60 centimeter geen grote vis zit is nog steeds levend.

Ik ga de bredere tochten stelselmatig af en ga altijd eerst de windkant oftewel de diepste kant. Dan keer ik om en ga diezelfde kant in tegengestelde richting terug, maar dan een paar meter verder uit de kant. Zo vis je in ieder geval alles af. In de winter heb je in de polder heel vaak dat de vis onder de kant wegtrekt en in het midden zit. Vergeet dus het midden van de sloten niet. Topplekken zijn ook waar drainagebuizen uitkomen en waar er windmolentjes het weiland bemalen. Wij gingen speciaal  een aantal malen langs een sportveldencomplex met een aantal van deze ontwateringbuizen. Bijna altijd succes.

Heel erg vreemd zien we in de polder dat er erg veel vis naar de woonwijken toetrekt. Het rammelt daar in de winter van de witvis in de kleine slootjes. Er zijn daar sloten die 100% zeker een aantal vals  gehaakte witvissen opleveren. Het barst daar werkelijk van de vis. In deze zeer kwetsbare wateren krijg je dan ook zeer snel een vorm van dressuur. Waar de Rapala jointed blauw een vanger was gedurende een aantal weken is het zo ineens over en lijkt de snoek er verdwenen. Een andere plug erop en het gaat gewoon weer door.

We proberen in dit soort sloten ook niet zo veel te vissen. Je moet een water ook eens een tijdje laten rusten. In het voorjaar vaar ik echt stijf langs de kant. De snoekbaars en snoek ligt er zowat onder de kant. Het water is daar het snelst opgewarmd en daar komt de meeste aasvis ook op af.

 STAAL OF FLUORO CARBON

In de VS vinden ze het niet altijd even slim om te vissen met staal. Ik heb eens met een paar Amerikaanse beroepsjongens gesproken die hun brood verdienden met het aflopen van de toernooien met torenhoge prijzenpotten. Er zijn daar sportvissers die binnen zijn gelopen met hun sport. Ze vissen daar liever met wat dikker fluoro carbon voor de plug dan met staal.

Het is zo sterk en praktisch onzichtbaar. Natuurlijk ken ik het argument dat het erg duur is, maar dat is natuurlijk ook betrekkelijk. Ik heb een aantal maanden geleden een artikel geschreven over fluoro carbon. Het is zo duur omdat de ingredienten om het te maken heel erg duur zijn en dat het totaal niet te vergelijken is. Ik heb in Noorwegen tijdens filmopnamen voor Hechtsprung  drie dagen met een 80/00 fluoro carbon onderlijn gevist, gelukkig waren er getuigen bij en ving er tijdens drie dagen 171 snoeken mee vissend van 06.00 uur tot 21.00

Het onderlijntje gaf letterlijk geen krimp. Het kinkt ook niet en het gaat ook niet ten koste van de actie….Wat is dan nog duur. Je doet er heel erg lang mee. 

Als je dan alles bij elkaar optelt, genoeg en mooie vis, een schitterende omgeving met alle facetten van de natuur, een heerlijke visboot onder je kont, dan ben je een geluksvogel in een klein stukje paradijs. Nu begrijp ik ook dat er vroeger hele volksstammen naar het wilde westen trokken en er bleven. Zou het daarom zo druk bij ons zijn?